- deksels
- deksels1{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 〈bijvoeglijk naamwoord〉 sacré 〈vóór zelfstandig naamwoord〉; 〈bijwoord〉 bigrement♦voorbeelden:1 wat een dekselse jongen! • 〈vervelend jongetje〉 quel sacré gosse!; 〈vertederend〉 c'est un vrai petit diable!————————deksels2{{/term}}〈tussenwerpsel〉1 bigre!♦voorbeelden:1 deksels, wat is het koud! • bigre, qu'il fait froid!
Deens-Russisch woordenboek. 2015.